Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Te dien dage zal Ik den [48]hoorn van het huis Israels doen uitspruiten, en u [49]opening des monds geven in het midden van [50]hen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. 48. Dat is, de eer en het aanzien mijner kerk, wederom [als een kruid uit de aarde] doen rijzen in het midden der gevangenschap, zulks dat gij vrijuit van mij en mijne werken, zelfs in Babel, zult durven spreken en mijnen lof verbreiden; waartoe God ontwijfelijk gebruikt heeft zo de vervulling van zulke profetieen als de aangenaamheid, hoogheid en vermaardheid van Daniel en de zijnen. Zie Dan.2:46, en Dan.3:29, en Dan.4:37, en Dan.5:29. Of, men kan het in het algemeen nemen als ene profetei van de genade, die God zijne kerk gewoon is te bewijzen na grote verdrukkingen, gelijk deze in Babel geweest was. Waardoor Hij hun oorzaak geeft zijn heiligen naam openlijk te roemen. 49. Zie Ps.51:17; Spreuk.31:8, en boven hfdst.16 vs.63, en onder hfdst.33 vs.22; Ef.6:19, met de aantekening. 50. De Babyloniers.